Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·dis·ci·pli·ne
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfdiscipline zelfdisciplines
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zelfdisciplinev

  1. sterke zelfbeheersing bij het regelen van zijn verplichtingen

Gangbaarheid