zeikten af
- Geluid: zeikten af (hulp, bestand)
- zeik·ten af
vervoeging van |
---|
afzeiken |
zeikten af
- meervoud verleden tijd van afzeiken
- Wij zeikten af.
- Jullie zeikten af.
- Zij zeikten af.
- Wij zeikten af.
- Het woord zeikten af staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.