zegster

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zeg·ster
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zegster zegsters
verkleinwoord zegstertje zegstertjes

Zelfstandig naamwoord

zegster v

  1. een vrouwlijke zegger.

Gangbaarheid

65 % van de Nederlanders;
60 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be