zegekreet
- ze·ge·kreet
- samenstelling van zege en kreet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zegekreet | zegekreten |
verkleinwoord | - | - |
de zegekreet m
- een uitroep geslaakt bij het behalen van de overwinning
- Toen het beslissende doelpunt viel galmden de zegekreten door het stadion.
- Het woord 'zegekreet' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.