zegekrans
- ze·ge·krans
- samenstelling van zege en krans
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zegekrans | zegekransen |
verkleinwoord | zegekransje | zegekransjes |
de zegekrans m
- een lauwerkrans zoals deze in de Romeinse tijd aan de overwinnende krijgsheer van een oorlog gegeven werd
- Caesar nam een zegekrans in ontvangst en begon aan zijn triomfantelijke intocht in Rome.
- overdrachtelijk een onderscheiding gegeven aan een overwinnaar, bijvoorbeeld in sport
- De zegekrans in deze discipline ging verrassend niet naar de drievoudig kampioen, maar naar een nieuweling.
- Het woord zegekrans staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.