zeg terug
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zeg te·rug
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van |
---|
terugzeggen |
zeg (...) terug
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzeggen
- Ik zeg terug.
- gebiedende wijs van terugzeggen
- Zeg terug!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van terugzeggen
- Zeg je terug?
Gangbaarheid
- Het woord zeg terug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.