zeevisser
- zee·vis·ser
- samenstelling van zee en visser
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zeevisser | zeevissers |
verkleinwoord | zeevissertje | zeevissertjes |
de zeevisser m
- (beroep) een visser die op zee vissen tracht te vangen.
- De zeevisser voer met zijn boot uit op zoek naar haring.
- Het woord zeevisser staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.