Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·den·schan·daal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zedenschandaal zedenschandalen
verkleinwoord zedenschandaaltje zedenschandaaltjes

Zelfstandig naamwoord

het zedenschandaalo

  1. beroering omtrent inbreuk tegen de goede zeden, gewoonlijk door een aanzienlijk persoon
    • Dat zedenschandaal maakte een eind aan de loopbaan van een aantal Amerikaanse politici. 

Gangbaarheid