Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·ver·keer
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenverkeer -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

het zakenverkeero

  1. (verkeer) verkeer dat een zakelijke reden heeft om te reizen
    • Door sommigen wordt voorgesteld vracht- en zakenverkeer van het andere verkeer te scheiden. 

Gangbaarheid