zaagde uit
- Geluid: zaagde uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈzaɣdə ˈœyt / (3 lettergrepen)
- zaag·de uit
vervoeging van |
---|
uitzagen |
zaagde (…) uit
- enkelvoud verleden tijd van uitzagen
- Ik zaagde uit.
- Jij zaagde uit.
- Hij, zij, het zaagde uit.
- Ik zaagde uit.
- Het woord zaagde uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.