wroetelen
wroe·te·len
- frequentatief gevormd uit wroeten met het achtervoegsel -el
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wroetelen |
wroetelde |
gewroeteld |
zwak -d | volledig |
wroetelen
- (verouderd) inergatief blijven woelen
- Vier kleine kinderen lagen onder de gulle zon in de aarde te wroetelen.
- Het woord 'wroetelen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.