woordvoering
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- woord·voe·ring
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woordvoering | woordvoeringen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de woordvoering v
- de activiteit van het woordvoerder zijn en het woord voeren voor een organisatie of andere mensen