woonden uit
- Geluid: woonden uit (hulp, bestand)
- IPA: / ˈwondə(n) ˈœyt / (3 lettergrepen)
- woon·den uit
vervoeging van |
---|
uitwonen |
woonden (…) uit
- meervoud verleden tijd van uitwonen
- Wij woonden uit.
- Jullie woonden uit.
- Zij woonden uit.
- Wij woonden uit.
- Het woord woonden uit staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.