Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woon·cen·trum
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wooncentrum wooncentra
wooncentrums
verkleinwoord wooncentrumpje wooncentrumpjes

Zelfstandig naamwoord

het wooncentrumo

  1. een complex van appartementen met verschillende faciliteiten
  2. een grote woonwinkel
  3. een winkelcentrum met voornamelijk/alleen woonwinkels
Verwante begrippen