woningvraagstuk
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wo·ning·vraag·stuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woningvraagstuk | woningvraagstukken |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
het woningvraagstuk o
- een situatie rond een woning, meerdere woningen of woningen in het algemeen waarbij er (nog) onduidelijk is hoe deze situatie opgelost zal gaan worden