• woes·tijn·rei·zi·ger
enkelvoud meervoud
naamwoord woestijnreiziger woestijnreizigers
verkleinwoord

de woestijnreizigerm

  1. iemand die door hete, dorre, droge gebieden trekt
     Een mens ligt verloren in de woestijn der wereld. Een mens, ja. In Vriezenveen, in Spanje of in Afrika. En als die mens daaruit niet opgehaald wordt om een ware woestijnreiziger te worden! Want dat worden Gods kinderen: woestijnreizigers. Zijn zij dan beter, waardiger dan anderen?[1]
     Het blijft tragisch hoe PvdA-leider Den Uyl jarenlang met de moed der wanhoop vasthield aan het idee dat zijn tweede kabinet er toch zou komen. Het heeft iets weg van een dorstige woestijnreiziger die zich met zijn laatste krachten door het mulle zand voortsleept naar een oase, die uiteindelijk een fata morgana blijkt te zijn.[2]
  1.   Weblink bron “Eén uit een stad, twee uit een geslacht” (31-07-2003), Reformatorisch Dagblad
  2.   Weblink bron
    Kees de Groot
    “Droom bleek fata morgana” (14-05-2008), Reformatorisch Dagblad