woelzucht
- woel·zucht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | woelzucht | |
verkleinwoord |
- onrustige aard, oproerigheid
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "woelzucht" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be