Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • woel·geest
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord woelgeest woelgeesten
verkleinwoord woelgeestje woelgeestjes

Zelfstandig naamwoord

de woelgeestm

  1. onruststoker, oproermaker

Gangbaarheid

57 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be