Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wit·kop·aap
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord witkopaap witkopapen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de witkopaapm

  1. Surinaamse pluimstaartaap die een witte vacht heeft op de kop en het gelaat

Gangbaarheid

81 % van de Nederlanders;
82 % van de Vlamingen.[2]


Verwijzingen