wintervacht
- Geluid: wintervacht (hulp, bestand)
- win·ter·vacht
- samenstelling van winter en vacht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | wintervacht | wintervachten |
verkleinwoord | wintervachtje | wintervachtjes |
- (zoötomie) de behaarde huid van een zoogdier in de winter
- De pels waarop dit pelswerk teruggaat is de wintervacht van de hermelijn, een witte vacht met een zwarte staartpunt.
- Het woord 'wintervacht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.