• wik·kel
vervoeging van
wikkelen

wikkel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wikkelen
    • Ik wikkel. 
  2. gebiedende wijs van wikkelen
    • Wikkel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wikkelen
    • Wikkel je? 
enkelvoud meervoud
naamwoord wikkel wikkels
verkleinwoord wikkeltje wikkeltjes

de wikkelm

  1. datgene waarin iets wordt gewikkeld, of datgene dat (op)gerold is
     Krabbel zonder kijken een couplet op de wikkel van de VPRO-gids en huil mezelf in slaap. 's Morgens zie ik het liggen. Met moeite te ontcijferen.[1]
  2. zwachtel, windsel


99 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]
  1. “O ja!” (2019), Atlas Contact  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be