Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • whis·ky·walm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord whiskywalm whiskywalmen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de whiskywalmm

  1. naar whisky riekende damp
     Terwijl ze naar het plafond lag te staren en zich ergerde aan het onregelmatige gesnurk van Jeroen, waarvan elke uithaal gepaard ging met een whiskywalm, sloeg ergens in haar geest een palletje om.[1]
Schrijfwijzen

Gangbaarheid

Verwijzingen