• wet·te·loos
  • afgeleid van wet met het invoegsel -e- met het achtervoegsel -loos
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen wetteloos wettelozer wetteloost
verbogen wetteloze wettelozere wettelooste
partitief wetteloos wettelozers -

wetteloos

  1. zonder wet
    • In het wilde Westen was er een wetteloze en daardoor zeer onveilige situatie die iedereen noopte om een vuurwapen te hebben. 
94 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be