Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • west·grens
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord westgrens westgrenzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de westgrensv / m

  1. de uiterste westerse rand van een gebied
    • "We zullen niet één militair aan de westgrens (met Afghanistan) achterlaten als we door India worden bedreigd", aldus een vertegenwoordiger van de Pakistaanse inlichtingendienst, berichtte the Guardian maandag.[1] 
    • De meeste illegalen komen over de grenzen met Oostenrijk en met Frankrijk. „Aan de zuidgrens heeft het aantal zich verdriedubbeld, aan de westgrens verdubbeld”, schetste Romann. Het aantal mensensmokkelaars dat werd gepakt, is ook fors gestegen van 1535 in 2013 tot meer dan 2100 vorig jaar.[2] 

Gangbaarheid

Verwijzingen