Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werp·arm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werparm werparmen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werparmm

  1. de arm die men gebruikt bij het werpen
    • Robert deed met zo’n 250 andere studenten mee aan de wedstrijd. De opdracht was om met een 3D-printer een trebuchet te maken, waarmee een projectiel zo ver mogelijk wordt weggeslingerd. Ze mochten geen veer of elastiek gebruiken, maar moesten het doen met een ‘contragewicht’ van 200 gram. Als zo’n gewicht wordt opgetild en dan valt, laat dit de werparm zwiepen. Weg projectiel! [2] 
    • De onderzoekers lieten vorige week in Nature overigens de mogelijkheid open dat de punten gebruikt zijn in pijlen die afgeschoten werden met een ander afstandswapen: de atalatl, een Azteeks woord voor speerwerpstok. De werking is vergelijkbaar met die van de hondenballetjeswerplepel: door verlenging van de werparm wordt het projectiel met veel grotere kracht geworpen. [3] 
    • De onderzoekers bestudeerden met CT-scans de doorsnede van het opperarmbeen van de deelnemers. Bij honkballers was de botdikte in hun werparm wel twee keer groter dan die in hun andere arm, een gevolg van de grote krachten die op het bot inwerken bij krachtig bovenhands werpen. [4] 

Gangbaarheid

86 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[5]


Verwijzingen