werkgeversvoorzitter

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • werk·ge·vers·voor·zit·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord werkgeversvoorzitter werkgeversvoorzitters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de werkgeversvoorzitterm

  1. (beroep) bestuurder van een werkgeversorganisatie
     Daarnaast pleit de werkgeversvoorzitter voor overbruggingskredieten voor bedrijven. Ook wil hij dat er een regeling komt voor arbeidstijdverkorting, omdat sommige bedrijven minder personeel nodig hebben.[1]
     "De kale exportschade is niet hetzelfde als de bedragen die werkgeversvoorzitter Hans de Boer noemde, zo'n 1,5 tot 2 miljard euro en wellicht nog meer" zegt Meinema. "Het is echt natte vingerwerk om de directe en indirecte schade te becijferen, laat staan de vervolgschade, bijvoorbeeld als de Russen voortaan andere dan Nederlandse leveranciers verkiezen. Maar dit soort cijfers helpen wel om de overheid of instanties te bewegen iets te doen."[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “"Haal groente en fruit uit de markt"” (Maandag 11 augustus 2014, 19:00), NOS
  2.   Weblink bron “Boycot raakt 0,1 procent export” (Dinsdag 12 augustus 2014, 10:09), NOS