werk-privébalans

  • werk-pri·vé·ba·lans
enkelvoud meervoud
naamwoord werk-privébalans werk-privébalansen
verkleinwoord

de werk-privébalansv / m

  1. het evenwicht tussen het leven op het werk en het leven thuis
     Er zitten ook nadelen aan thuiswerken. Zo ervaart 36 procent problemen met het vinden van een goede werk-privébalans en heeft 17 procent fysieke klachten. Iets minder dan een op de tien thuiswerkers heeft last van psychische klachten door het thuiswerken.[1]
     Met de peiling hebben de beroepsverenigingen in kaart gebracht wat er volgens de zorgprofessionals zelf nodig is om te herstellen. Daarbij worden vakantie, het herstellen van de werk-privébalans en verlaging van de werkdruk met extra collega's het meest genoemd.[2]
  1.   Weblink bron “Onderzoek: thuiswerken en videovergaderen zijn blijvertjes” (21-07-2020), NOS
  2.   Weblink bron “'Coronaperiode trekt wissel op meerderheid zorgprofessionals'” (09-06-2021), NOS