wereldbekerseizoen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·reld·be·ker·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wereldbekerseizoen wereldbekerseizoenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het wereldbekerseizoeno

  1. (sport) deel van het jaar dat er wedstrijden om de wereldbeker worden gehouden
     Nederland begon het wereldbekerseizoen met goud in Wit-Rusland, maar moest twee weken geleden nog genoegen nemen met zilver achter de Russische schaatssters.[1]
     Bos was al enkele weken in Sigulda om zich voor te bereiden op het nieuwe seizoen. Het wereldbekerseizoen gaat volgende maand verder in Innsbruck. Op 11 en 18 december komt Bos in actie in Oostenrijk.[2]
     De Oostenrijkse skiester Nicole Schmidhofer (31) mag een kruis maken over de rest van het wereldbekerseizoen nadat ze vrijdag zwaar ten val kwam in de eerste afdaling in het Franse Val d’Isère.[3]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “WB-goud voor teamsprintsters, Blondin verrast Sábliková” (06-12-2019), NOS
  2.   Weblink bron “Bos derde bij wereldbeker in Letland: ‘Mooie bevestiging van progressie’” (27-11-2020), Tubantia
  3.   Weblink bron
    Vincent Van Genechten
    “Horrorcrash tegen 115km/u van ex-wereldkampioene skiën: “Mamma mia”” (19/12/2020), De Standaard