weids
Niet te verwarren met: wijds |
- weids
- In de betekenis van ‘groots’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | weids | weidser | weidst |
verbogen | weidse | weidsere | weidste |
partitief | weids | weidsers | - |
weids
- ruim van uitzicht, luisterrijk, groots
- Dit was verreweg het weidste landschap dat we te zien kregen op deze reis.
- ▸ Dat kwam waarschijnlijk omdat je in de woestijn altijd alles om je heen kon zien, maar ook doordat ik uit het vlakke Nederland kom, waar ik gewend ben aan weidse landschappen met vergezichten en hoge luchten.[2]
- Het woord weids staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "weids" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "weids" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be