Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·wa·zen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegwazen
-
weggewaasd
onvolledig

Werkwoord

wegwazen

  1. in mist opgaan, vervagen
    • Tjalling ziet het hoge grijze huis aan zee, hij ziet de rietkragen wuiven en de onmetelijke vlakte met de torens wegwazen; (…) [2]

Gangbaarheid

Verwijzingen