wegfladderen
- weg·flad·de·ren
- samenstelling van weg bw en fladderen ww
wegfladderen [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
wegfladderen |
fladderde weg |
weggefladderd |
zwak -d | volledig |
- met klappende vleugels wegvliegen
- in alle stilte op een speelse manier weggaan
- ▸ Ik gooi mijn vreugde omhoog
als vogels aan de hemel.
De duisternis is weggefladderd
en ik ben blij met het licht![2]
- ▸ Ik gooi mijn vreugde omhoog
- Het woord 'wegfladderen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Het hele jaar rond: van Sinterklaas tot Sintemaarten” (1973), Lemniscaat , p. 7