weerloosheid
- weer·loos·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | weerloosheid | weerloosheden |
verkleinwoord |
de weerloosheid v
- het weerloos zijn
- De weerloosheid van het leeuwenwelpje was zeer aandoenlijk.
- Het woord weerloosheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.