• wa·ter·tem·pe·ra·tuur
enkelvoud meervoud
naamwoord watertemperatuur watertemperaturen
verkleinwoord watertemperatuurtje watertemperatuurtjes

de watertemperatuurv

  1. de temperatuur van het (zwem)water
     Ik schatte de watertemperatuur op zeven, acht graden.[2]
     De voordelen waren tweeledig. Doordat hij niet in een 50-meterbad zwom, had hij niet te maken met hinderlijke keerpunten en kon hij een half uur lang aan één stuk zwemmen. Daarnaast was er de mogelijkheid de watertemperatuur op te schroeven tot 30 graden, waarmee het aanvoelde alsof hij in de baai van Tokio lag.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Henning Mankell (vert.Clementine Luijten en Jasper Popma)
    “Zweedse laarzen” (2015), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044535723
  3.   Weblink bron
    Luuk Blijboom
    “Weertman denkt aan alles, maar vergeet te improviseren in Tokio” (05-08-2021), NOS