• waar·door
  vnw. bijw.
  voorzetselbijwoord     door  
 persoonlijk     erdoor  
aanwijz.   nabij     hierdoor  
  veraf     daardoor  
  vragend/betrekk.     waardoor  

(scheidbaar)
waardoor

  1. vragend: door+wat? door+welk?:
    • Waardoor kwam dat? 
    • Waar zijn ze door in de problemen gekomen? 
  2. betrekkelijk: door+wat, door+hetwelk:
    • Is dit de poort waardoor je het plein bereikt. 
    • Dat is het team waar zij door verslagen zijn. 
     De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[1]
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers  
  2.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be