• waar·de·ver·lies
enkelvoud meervoud
naamwoord waardeverlies waardeverliezen
verkleinwoord

het waardeverlieso [1]

  1. vermindering van de waarde van iets
     Het waardeverlies van de beleggingen was toen 120 miljard euro. Daarvan was twintig miljard euro het gevolg van het beleggingsbeleid.[2]
     Doordat de Wit-Russische roebel vandaag met 56 procent is gedevalueerd, heeft de munt in één klap meer dan de helft van zijn waarde verloren. De devaluatie is vooral een formele bevestiging door de Nationale Bank. In de praktijk is het waardeverlies al weken aan de gang. Er is een zwarte markt ontstaan waar Amerikaanse dollars worden gewisseld tegen 6000 Wit-Russische roebels, terwijl de officiële koers voor 1 dollar nu bijna 4000 roebel is.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “'Meer letten op risico's pensioenbeleggingen'” (Dinsdag 19 januari 2010, 15:09), NOS
  3.   Weblink bron
    Kysia Hekster in Moskou
    “Waarde munt Wit-Rusland ruim gehalveerd” (Dinsdag 24 mei 2011, 15:08), NOS