waardeschaal
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- waar·de·schaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | waardeschaal | waardeschalen |
verkleinwoord | waardeschaaltje | waardeschaaltjes |
Zelfstandig naamwoord
- (filosofie) maatstaf waarmee men de waarde van iets of iemand bepaalt
- ▸ Het natuurlijke is niet alleen het overzichtelijke, maar op de waardeschaal van De Botton vooral het goede. Hij beschrijft een landschapsschilder die maanden werkt aan het tekenen en schilderen van een boom in het open veld. Voor De Botton is dat niet een anachronisme, maar een nobele onderneming.[2]
Gangbaarheid
- Het woord waardeschaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Handelaar in levenslessen” (05/08/2011), HP de Tijd