Nederlands

 
vurenhouten
Uitspraak
Woordafbreking
  • vu·ren·hou·ten
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen vurenhouten
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

vurenhouten [1]

  1. gemaakt van dennenhout of het hout van een spar
     Rond de vurenhouten boerentafel, waarop kaarten, plattegronden, potloden en papieren lagen, hadden zich zoveel mensen verzameld dat de oppassers nog een bank haalden en bij de tafel zetten.[2]
     Al weken lang zijn werknemers van aannemer Plegt-Vos bezig met het bevestigen van simpele vurenhouten planken aan de 120 meter lange gevel en op dit moment is het werk zo goed als af. Het contrast van de betimmering ('het lijkt wel pallethout', zegt een voorbijganger) met de bestaande, gemetselde gevels van het ziekenhuis is groot. Dat is ook de attente volgers van de bouwactiviteiten in Almelo opgevallen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1
  3.   Weblink bron “Voorgevel is niet wat hij lijkt...” (26-02-2008), Tubantia