Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vre·de·breuk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vredebreuk vredebreuken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de vredebreukv / m

  1. verbreking van de vrede tussen staten onderling
    • Allereerst moet uitgesproken worden dat het mandaat van de raad op grond van het relevante hoofdstuk VII van het Handvest daadwerkelijk is verruimd. Zijn bevoegdheid betreft niet alleen meer de interstatelijke „bedreigingen van de vrede, vredebreuk en daden van agressie”, maar ook het mandateren van een geweldsinterventie wanneer de interne rechtsorde van een staat in ernstige mate wordt geschonden. Het gaat niet alleen meer om veiligheid, maar ook om humaniteit en gerechtigheid. [2] 
  2. op een gewelddadige wijze ergens binnendringen en daar de rust verstoren
Hyponiemen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
84 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen