Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vra·ten uit
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
uitvreten

vraten (…) uit

  1. meervoud verleden tijd van uitvreten
    • Wij vraten uit. 
    • Jullie vraten uit. 
    • Zij vraten uit. 

Gangbaarheid