vouchervakantie
- Geluid: vouchervakantie (hulp, bestand)
- IPA: / ˈvɑutʃərvaˌkɑn(t)si / (5 lettergrepen)
- vou·cher·va·kan·tie
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vouchervakantie | vouchervakanties |
verkleinwoord | - | - |
de vouchervakantie v
- vakantie die wordt betaald met een tegoedbon, zoals reisorganisaties die verstrekken wanneer een geboekte reis niet door kan gaan
- ▸ Laat je dochter op haar werk alvast verlof aanvragen, met de reden, dat dit een verplaatste vouchervakantie van 2020 betreft en bij voorkeur in dezelfde weeknummers als het verlof van dit jaar.[2]
- (historisch) thuis doorgebrachte vakantie, omdat je in plaats van een geboekte reis vanwege de coranapandemie een tegoedbon voor een toekomstige reis hebt gekregen
- ▸ Maar zolang er geen Covid-19-vaccin is, lijkt het onlogisch dat we weer massaal de aardbol over gaan. Nee, vakantie 2020 wordt een vouchervakantie. Dat is een vakantie op eigen balkon, in eigen tuin of parkje, dromend van een uitje in het post Corona-tijdperk, die je aankoopt met een Cornonavoucher. Dat is een tegoedbon van je reisondernemer voor wat je al aan je gecancelde reis hebt betaald.[3]
- Het woord 'vouchervakantie' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Ton den Boon“Coronawoordenboek” (14 maart 2020) op taalbank.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Jablanreactie 13 jun 2020 20:54 (13 juni 2020) in:A.K.Recht op annulering op grond van gevaarlijke situatie (12 juni 2020) op avrotros.nl
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie Op vouchervakantie (15 mei 2020) in: Financieële Dagblad (21 april 2020)