voorwaarschuwing
- voor·waar·schu·wing
- samenstelling van voor en waarschuwing zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | voorwaarschuwing | voorwaarschuwingen |
verkleinwoord |
de voorwaarschuwing v
- mededeling dat er misschien iets naars gaat gebeuren
- ▸ Hij zei het al eerder, minister Wiebes van Economische Zaken, maar hij kwam er in een Kamerdebat over noodmaatregelen voor de economie weer op terug. "We kunnen niet iedereen redden". Een voorwaarschuwing, met het tweede noodpakket op komst.[1]
- ▸ In Zuid-Limburg is de Geul volgens L1 op een aantal plekken bij Epen en Mechelen buiten de oevers getreden. De politie in Zuid-Limburg heeft nog geen meldingen van wateroverlast gehad. Wel heeft Rijkswaterstaat een voorwaarschuwing afgegeven. De hulpdiensten zijn daarom waakzaam.[2]
- ▸ De Friese politie heeft de medewerkers gewaarschuwd dat komend weekeinde mogelijk alle verloven worden ingetrokken. De politie benadrukt dat het om een voorwaarschuwing gaat, voor het geval de Elfstedentocht doorgaat.[3]
- Het woord voorwaarschuwing staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Wiebes waarschuwt voor te hoge verwachtingen tweede steunpakket coronacrisis” (18-05-2020), NOS
- ↑ Weblink bron “Gemalen ingezet tegen hoogwater” (23-12-2012), NOS
- ↑ Weblink bron “Politie klaar voor Elfstedentocht” (07-02-2012), NOS