Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·langs
Woordherkomst en -opbouw

Bijwoord

voorlangs [1]

  1. voor iemand of iets gaand
    • Is het je weleens opgevallen dat er mensen zijn die de toiletrol voorlangs ophangen en mensen die dat achterlangs doen? 
Antoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen