Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • voor·drin·ger
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voordringer voordringers
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de voordringerm

  1. iemand die niet zijn of haar beurt afwacht, maar voor zijn beurt gaat
    • Bij de kassa werd de voordringer door een andere klant terug naar achteraan in de rij gestuurd. 
Hyponiemen

Gangbaarheid