Nederlands

 
stoel met voetenbankje
Uitspraak
Woordafbreking
  • voe·ten·bank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord voetenbank voetenbanken
verkleinwoord voetenbankje voetenbankjes
[2]

Zelfstandig naamwoord

de voetenbankv / m

  1. lage kruk om de voeten op te laten rusten
    • Wat deze minimalistische stoel inboet aan grandeur, wordt gecompenseerd door eerlijk materiaalgebruik en flexibiliteit. Zo zit de stoel ook heerlijk overdwars; dus met de benen over de zijkant en één arm over de rugleuning. Het voetenbankje is bovendien ook te gebruiken als zelfstandige kruk.[3] 
    • Afhankelijk van de aard van de verwondingen kan een gipsvlucht maximaal 30 personen vervoeren. Patiënten kunnen liggend vervoerd worden, maar in het toestel staan ook gewone stoelen met een voetenbank. Het cabinepersoneel is medisch geschoold.[4] 
  2. lage kruk om op te knielen
Hyperoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. voetenbank op website: Etymologiebank.nl
  3. Volkskrant Jeroen Junte 19 maart 2016
  4. Volkskrant 28 december 2013