vliemen
- vlie·men
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
vliemen |
vliemende |
gevliemend |
zwak -d | volledig |
Niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie als werkwoord
- overgankelijk scherp insnijden
de vliemen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord vliem
- Het woord vliemen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vliemen" herkend door:
12 % | van de Nederlanders; |
30 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ De Vriese, C."De eerste wet Roman" in: Yang. 88 jrg. 15 nr. 3 (juni 1979) Carlos de Vriese, Gent; p. 17; geraadpleegd 2019-10-31
- ↑ Tuinman, C."Zo quast zo beitel." in: Beginzel van hemelwerk. Bestaande in mengelzangen over menigerlei uitgelezene geestelyke en stichtelyke keurstoffen, tot zielverlustiging, op veelerhande rymtrant en toonen. (1720) Joh. Arnold, Langerak; p. 153 3.; geraadpleegd 2019-10-31
- ↑ Vermeulen, E.Dagboek van een banneling. (1934) Lannoo, Tielt; p. 53; geraadpleegd 2019-10-31
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be