vliegtol
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- vlieg·tol
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van vlieg zn en tol zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vliegtol | |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de vliegtol m
- (economie) geld dat men moet betalen als men door het luchtruim van een bepaald land wil vliegen
- ▸ Vliegtuigen die door het Duitse luchtruim vliegen, moeten als het aan de Duitse luchtverkeersleiding ligt een extra afdracht doen. De reden van de nu al omstreden ’vliegtol’ is dat het pensioenfonds van de luchtverkeersleiding bij de oosterburen leeg raakt.[1]
Gangbaarheid
- Het woord vliegtol staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron PAUL ELDERING EN INGE LENGTON“Duitsers willen nu luchttol” (28 okt. 2014), De Telegraaf