Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlie·gen·kast
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegenkast vliegenkasten
verkleinwoord vliegenkastje vliegenkastjes

Zelfstandig naamwoord

de vliegenkastv / m

  1. een opbergplaats voor etenswaren waarbij het eten beschermd wordt door een gaas dat vliegen en andere insecten tegenhoudt
    • We hebben het ontbijt al klaar staan in de vliegenkast. 

Gangbaarheid