• vlie·gen·gor·dijn
enkelvoud meervoud
naamwoord vliegengordijn vliegengordijnen
verkleinwoord vliegengordijntje vliegengordijntjes

de vliegengordijnv / m het vliegengordijno [1]

  1. reeks dicht op elkaar hangende linten die voorkomen dat vliegen via een deur een huis binnen vliegen
     Ze kijkt deze wedstrijd tegen Nieuw Zeeland thuis op de bank. De voordeuren van de mensen die thuis zijn staan zoals altijd wijd open. Dikke vliegengordijnen voorkomen inkijken en insecten. Buiten hoor je de wedstrijdgeluiden. Buurvrouw Stien kijkt ook alleen. ,,Kun je zelf eten en drinken pakken als het je uitkomt. Ik heb nog wel net de Nederlandse vlag opgehangen. En vind je de kat niet mooi oranje", blikt ze naar haar oranje lapjeskat.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Angelique Rondhuis
    “Jopie en Stien uit Deventer kijken alleen naar Oranje Leeuwinnen: ,,Als de vrouwen winnen, gaat het ook meer leven’’” (11-06-2019, 19:42 Laatste update: 11-06-19, 21:26), Tubantia