Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vlees·wond
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord vleeswond vleeswonden
verkleinwoord vleeswondje vleeswondjes

Zelfstandig naamwoord

de vleeswondv / m [1]

  1. (medisch) wond die dieper is dan de huid, waarbij alleen spieren geraakt zijn en dus geen inwendige organen, zenuwen, bloedvaten of botten zijn beschadigd
    • Veel verwondingen vereisen operatief ingrijpen binnen uren of dagen. Buik-, hoofd- en ledemaatwonden moeten bijna allemaal operatief worden behandeld. Al was het alleen maar om uit vleeswonden dood weefsel weg te snijden en er scherven, kogels en resten huid en kleding uit te halen en de wond te ontsmetten. [2] 

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Wim Köhler 20 januari 1991
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be