Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vi·ta·mi·ne·loos
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen vitamineloos vitaminelozer vitamineloost
verbogen vitamineloze vitaminelozere vitaminelooste
partitief vitamineloos vitaminelozers -

Bijvoeglijk naamwoord

vitamineloos

  1. zonder vitamines
    • Toen moeder een weekendje met haar vriendinnen uitging aten vader en de kinderen een heerlijke vitamineloze maaltijd. 

Gangbaarheid